Antistolling, wat moet je ermee?
Antistolling, wat moet je ermee?
Huisartsen worden in toenemende mate geconfronteerd met vragen over antistolling. Vroeger was het eenvoudig.
Je had vitamine K antagonisten (VKA) en je had aspirine. De trombosedienst regelde alles voor de eerste groep. Dat alles veranderde met de introductie van nieuwere geneesmiddelen, zoals de direct werkende orale anticoagulantia (DOAC) maar ook nieuwere varianten van trombocytenaggregatieremmers (prasugrel, ticagrelor). Wat betekent dit alles voor de huisarts?
Huidige landschap uitklapper, klik om te openen
De richtlijnen voor medisch specialisten over atriumfibrilleren en behandeling van veneuze trombo-embolie, hebben een voorkeur uitgesproken voor DOAC-behandeling boven VKA. Dit betekent dat bijna alle patiënten die gezien worden bij onze collega’s uit het ziekenhuis voor deze indicaties hun poli’s verlaten met een DOAC waardoor het aantal patiënten dat begeleid wordt bij de trombosediensten sterk aan het dalen is. Je hoeft geen economie te hebben gestudeerd om te bedenken dat dit op (korte) termijn catastrofaal is voor de businesscase voor de trombosediensten. Trombosediensten hebben moeite om hun netwerk in stand te houden en personeel vinden en houden wordt ook steeds moeilijker door het onzekere toekomstperspectief. In Utrecht valt dit nog wel mee; Saltro is een grote trombosedienst en biedt ook andere zorg aan. Tegelijk is ook voor Saltro, net als voor alle trombosediensten, samenwerking met huisartsen belangrijk. Het model dat momenteel wordt onderzocht is verplaatsen van de front office van trombosediensten naar de praktijk van de huisarts. In de praktijk van de huisarts wordt dan door de assistente of de POH gecontroleerd op INR (front office), waarna het doseren (back office) op de gebruikelijke wijze plaatsvindt via de doseerartsen van de trombosedienst.
Wat doet het Julius Centrum? uitklapper, klik om te openen
Op dit moment proberen we op verschillende fronten de positie van de huisarts te versterken. Zo hebben we recent in de Zwolle-regio het ALL-IN onderzoek afgerond waarbij huisartspraktijken antistollingszorg (VKA én DOAC) voor atriumfibrilleren meenemen in hun ketenzorgprogramma CVRM, inclusief de verplaatsing van het front office van de trombosedienst naar de huisartspraktijk. Dit hebben we vergeleken met controlepraktijken. We onderzoeken welke bekostiging voor huisartsen hiervoor nodig is, wat het betekent voor de praktijkvoering en de uitkomst voor onze patiënten (kwaliteit van leven, aantal bloedingen, aantal beroertes). De wetenschappelijke evaluatie volgt deze zomer. Ook bekijken we in het FRAIL-AF onderzoek of het verstandig is om ook bij kwetsbare ouderen met atriumfibrilleren DOAC-behandeling te geven. DOAC’s worden in een RCT vergeleken met traditionele VKA-behandeling. Tot slot werken we mee aan een landelijke registratie (DUTCH-AF) van alle nieuwe patiënten met atriumfibrilleren. In dit onderzoek kijken we naar therapietrouw en risicofactoren voor een bloeding bij orale antistolling.
Het antistollingslandschap verandert. Wij denken dat de huisarts hier een rol in kan spelen, maar alleen na gedegen wetenschappelijke evaluatie in de eerste lijn. Als u meer wilt weten over de genoemde onderzoeken, of andere vragen heeft over antistolling, kunt u mij altijd bellen of mailen.
dr. Geert-Jan Geersing, huisarts
g.j.geersing@umcutrecht.nl of 06-54394005