Onderzoek doen als AIOS
Onderzoek doen als AIOS
Onderzoek doen als AIOS uitklapper, klik om te openen
Mogelijkheden voor onderzoek als aios
- Participeren in een lopend onderzoek, in een differentiatiemodule in het 3e opleidingsjaar. Je doet een literatuurstudie of een deelproject;
- Aiotho-traject als 'Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker'. Je moet aangenomen worden voor zowel de huisartsopleiding als voor een huisartsgeneeskundig onderzoeksproject. Daarbij worden beide trajecten verweven.
- Poioth-traject: gepromoveerde aios kunnen huisartsgeneeskundig onderzoek als postdoc combineren met de huisartsopleiding;
Globale uitgangspunten voor een aiotho-traject:
- een deel van het onderzoek mag voor het eerste opleidingsjaar plaatsvinden;
- minimaal een jaar onderzoek tijdens de opleiding;
- telkens maximaal een jaar achter elkaar onderzoek tijdens de opleiding;
- een aiotho-traject bestaat in principe uit 3 jaar onderwijs en 3 jaar onderzoek.
Directe plaatsing
In principe volg je de huisartsopleiding bij hetzelfde UMC als waar je onderzoek doet. Als je tijdens de selectieprocedure voor de huisartsopleiding al een promotieplek hebt kan je rechtstreeks in Utrecht geplaatst worden. Dit geef je aan bij aanmelding voor de selectieprocedure. Daarna vindt intern nog een toetsing plaats. Lees de voorwaarden voor rechtstreekse plaatsing op de selectiewebsite.
Meer informatie?
De landelijke vereniging van aios LOVAH heeft een aiotho-netwerk. Lees veel informatie op de LOVAH-website.
Heb je interesse? De aiotho-coördinator, Marie-Louise Bartelink, kan meer informatie geven. Zij kan je ook op de hoogte houden van vacatures voor promotieplaatsen die geschikt zijn voor een aiotho-traject.
Huidige aiotho's en poioths: uitklapper, klik om te openen
Carlijn Vermeer
RED-LRGP: Reviving Early Diagnosis of Cardiovascular Disease in the Utrecht Health Project
Hart- en vaatziekten (HVZ) kunnen lastig te herkennen zijn in de huisartspraktijk, omdat de klachten aspecifiek zijn en patiënten ze niet altijd uit zichzelf aan de huisarts melden. Hierdoor wordt het stellen van een vroege diagnose bemoeilijkt. Het niet op tijd herkennen en behandelen van HVZ leidt tot progressie met als mogelijk gevolg een chronische HVZ of een plotseling ernstig voorval, zoals een hartaanval, een beroerte of acuut hartfalen. Daarom onderzoekt de RED-LRGP studie of een ‘vroegdiagnostiek strategie’ kan helpen bij het vroegtijdig opsporen van HVZ, zoals coronairlijden, boezemfibrilleren, en/of hartfalen, in de huisartspraktijk. De ene helft van de deelnemers krijgt de ‘vroegdiagnostiek strategie’, bestaande uit een vragenlijst over klachten die kunnen passen bij HVZ, aangevuld met gericht lichamelijk onderzoek, laboratoriumtests, elektrocardiografie en echocardiografie. De andere helft van de deelnemers krijgt de gebruikelijke huisartszorg. Na een jaar zullen het aantal nieuw gestelde diagnoses van HVZ in beide groepen worden vergeleken. Het uiteindelijke doel is om door het vroegtijdig toepassen van evidence-based behandelingen de progressie van deze aandoeningen te vertragen en ernstige voorvallen te voorkomen. Dit onderzoek richt zich op mensen tussen de 50 en 80 jaar oud die deelnemen aan het Leidsche Rijn Gezondheidsproject (LRGP).
Josi Boeijen
Bronchodilators for wheeze in young children presenting to primary care: a randomised, placebo-controlled, multicentre, parallel group trial
Piepende ademhaling (wheeze) is een veel voorkomende klacht bij jonge kinderen, vaak ten gevolge van een virale luchtweg infectie. Jaarlijks krijgt 30% van de kinderen jonger dan twee jaar salbutamol voorgeschreven voor deze klachten. Salbutamol is een luchtwegverwijder die werkzaam is bij oudere kinderen met astma, maar de werkzaamheid bij jonge kinderen die veelal geen astma hebben, is niet aangetoond. Huisartsenrichtlijnen in Nederland en België zijn zodoende ambivalent in hun aanbeveling. Salbutamol kent bijwerkingen en de toediening is voor jonge kinderen vaak onprettig. De KIds WIth Wheeze (KIWI) trial, een gerandomiseerd, placebo gecontroleerd onderzoek in 40 praktijken in Nederland en België, onderzoekt de (kosten)effectiviteit van salbutamol inhalatie in vergelijking met placebo in kinderen tussen 6 en 24 maanden die zich presenteren met een piepende ademhaling in de eerste lijn. Verschillen in het beloop van de door ouders gerapporteerde klachten zullen worden geëvalueerd, evenals verschillen in tijd tot herstel, het optreden van bijwerkingen en zorgkosten.
Hiske Brouwer
Clinician-teachers as two way connectors
De huisartsenopleiding en opleiding tot specialist ouderengeneeskunde acht het cruciaal dat hun docenten ook werkzaam zijn in de klinische praktijk. Deze docent-artsen of “clinician-teachers“ kunnen hun klinische ervaringen meenemen tijdens de lessen en tegelijkertijd ook de verworven up-to-date kennis en onderwijsvaardigheden gebruiken in de kliniek. De clinician-teacher slaat derhalve een brug tussen de twee verschillende socio-culturele werelden: het onderwijs en de klinische praktijk. Het verbinden van twee werelden wordt in de literatuur “boundary-spanning” of “brokerage” genoemd. Deze dubbelrol blijkt in de praktijk niet eenvoudig en zowel het werven als behouden van clinician-teachers is moeizaam. Deze studie heeft als doel om in kaart te brengen hoe “brokarage” gebeurt door de clinician-teacher en door welke persoonlijke en omgevingsgebonden factoren dit wordt beïnvloed. Hiermee zullen aanbevelingen kunnen worden gedaan om de ondersteuning van de dubbelrol van de clinician-teacher te verbeteren.
Anique Dobbe
Verschilt de wijze van presentatie van pijn/druk/benauwd gevoel op de borst tussen mannen en vrouwen?
Mensen met klachten van pijn/druk/benauwd gevoel op de borst bellen buiten kantoortijden naar een huisartsenpost. Daar vindt telefonische triage plaats en wordt een inschatting gemaakt van de urgentie en de benodigde medische hulp.
Deze telefonische triage is bij deze mensen uitdagend. Het kan een levensbedreigende aandoening betreffen zoals een acuut myocardinfarct, maar ook niet ernstige aandoeningen.
We weten al dat de klachten die hierbij gepresenteerd worden meer overlappen dan verschillen tussen mannen en vrouwen. Maar de wijze van presentatie wel!
In dit promotieonderzoek willen we dieper ingaan op de presentatie en dan (i) onderzoeken hoe dat anders is bij mannen en vrouwen en (ii) beoordelen of dit consequenties heeft op de urgentie-inschatting en het verdere beleid. Dit zal onder meer gedaan worden door triage gesprekken terug te luisteren en te analyseren op gesproken taal.
Daarnaast zal nagegaan worden (i) hoe in de eerste COVID-19 golf telefonische onderscheid werd gemaakt tussen COVID-19 en ACS bij mensen die belden met pijn/druk/benauwd gevoel op de borst en (ii) of er verschil was in prevalentie ACS tijdens die eerste golf vergeleken met dezelfde periode maart-juni in 2019.
Gerdine Honing-De Lange
Broadening Perspectives: how third year general practice trainees learn to deliver care in networks
Om hoogstaande kwalitatieve gezondheidszorg te leveren aan een steeds complex wordende patiëntenpopulatie, is in Nederland toenemend behoefte aan multidisciplinaire netwerken rondom de patiënt. Deze netwerkzorg bestaat uit professionals, die in groepen met een vaste of wisselende samenstelling werken. Om hierin als zorgprofessional te kunnen werken, zijn kennis en vaardigheden nodig die tijdens de opleiding worden opgedaan. In de huisartsopleiding wordt aan deze ontwikkelingen rond netwerkzorg nog maar beperkt invulling gegeven. Het is mede daardoor onduidelijk in hoeverre artsen in opleiding tot huisarts (aios huisartsgeneeskunde) in de praktijk de mogelijkheid hebben om in zorgnetwerken te leren samenwerken. Het doel van deze studie is om zicht te krijgen op kenmerken van de intra- en interprofessionele netwerken van de huisarts-opleider en aansluitend het perspectief en inzicht van de aios hierop in kaart te brengen. Hiermee beogen we duidelijk te krijgen hoe de aios tijdens het derde opleidingsjaar leert van en over het intra- en interprofessionele netwerk van de opleider. Met deze kennis kan de huisartsenopleiding beter worden toegespitst op de huidige ontwikkelingen in de zorg.
Saskia Hullegie
De behandeling van kinderen met otitis media acuta die zich presenteren met een acuut loopoor (PLOTS)
Acute middenoorontsteking (otitis media acuta; OMA) is een van de meeste voorkomende infectieziekten op kinderleeftijd. Ongeveer 15 tot 20% van de kinderen met OMA heeft een loopoor veroorzaakt door een spontane trommelvliesperforatie. Aangezien orale antibiotica bewezen effectief zijn in het verminderen van oorpijn en/of koorts bij kinderen met OMA met een loopoor, beveelt de huidige NHG-standaard orale antibiotica aan. Deze behandeling kan echter leiden tot systemische bijwerkingen en tot een toename van de resistentie. Met de Pijnlijk LoopOor Therapie Studie (PLOTS) onderzoeken wij bij kinderen met een OMA met een acuut loopoor, of antibioticum-corticosteroïd oordruppels een goed alternatief kunnen zijn voor orale antibiotica.
Linda Joosten
Switchen van anticoagulantia (van VKA naar NOAC) bij kwetsbare ouderen met atriumfibrilleren (FRAIL-AF)
Bij patiënten met atriumfibrilleren (AF) wordt - om het tromboserisico te verlagen - een niet-vitamine K antagonist oraal anticoagulans (NOAC) in toenemende mate verkozen boven een vitamine K antagonist (VKA). Een grote groep van patiënten met AF is kwetsbaar en (zeer) oud. Er is vrijwel nog geen onderzoek gedaan naar de veiligheid van NOAC's voor deze patiëntengroep. Daardoor is het nog onduidelijk welk anticoagulans moet worden voorgeschreven bij deze groeiende patiëntengroep: een VKA of een NOAC?
De FRAIL-AF studie is een pragmatisch, multicenter, gerandomiseerd onderzoek dat eind 2017 is gestart. Patiënten worden geïncludeerd via trombosediensten verspreid over Nederland. Na de follow-up duur van één jaar wordt gekeken naar het optreden van bloedingen, trombo-embolische aandoeningen, CVA's, kwaliteit van leven, kosteneffectiviteit en risicofactoren voor een bloedingscomplicatie.
Merijn Rijk
Acute lower respiratory tract infections in primary care: improving prognosis by considering the interplay between the lungs and the heart (ELEMENT project)
Lage luchtweginfecties zijn veelvoorkomend in de huisartspraktijk en hebben over het algemeen een goede prognose. Tóch belandt een deel van deze patiënten in het ziekenhuis, waarbij een klein deel hier zelfs aan overlijdt. Patiënten met hart- en vaatziekten lijken een hoger risico te hebben op een gecompliceerd beloop (zoals opname of overlijden) in geval van lage luchtweginfecties. Daarnaast is er ook steeds meer aandacht voor het verhoogde risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten na het doormaken van een lage luchtweginfectie, zoals bijvoorbeeld wordt gezien bij COVID-19.
Met het ELEMENT project onderzoeken we deze relatie tussen lage luchtweginfecties en hart- en vaatziekten vanuit een eerstelijns perspectief om de individuele prognose van patiënten beter te kunnen voorspellen. Het uiteindelijke doel is om twee voorspelmodellen te ontwikkelen welke huisartsen kunnen gebruiken om het risico te voorspellen op 1) opname of overlijden en 2) het ontwikkelen van hart- en vaatziekten bij patiënten die met een lage luchtweginfectie op het spreekuur komen.
Florien van Royen
Behandeling van tromboflebitis gebaseerd op individuele risicoprofielen
Tromboflebitis is een ontsteking van een oppervlakkige ader veroorzaakt door een klein stolsel in deze ader. Dit is te herkennen aan een gezwollen en pijnlijke rode streng, meestal op het been. In de meeste gevallen is een tromboflebitis goedaardig en gaat deze vanzelf over, hier is dan geen behandeling voor nodig. Bij sommige patiënten kan er echter ten gevolge van de oppervlakkige aderontsteking een diepe veneuze trombose (DVT) van het been optreden of zelfs een longembolie. Andere patiënten kunnen langdurige pijnklachten ervaren of last hebben van terugkerende aderontstekingen. Het is belangrijk om deze groepen patiënten snel te behandelen met bloedverdunners. Op dit moment zijn de richtlijnen van de huisarts niet duidelijk in wie er wel of wie er niet behandeld moet worden voor tromboflebitis. Het doel van deze studie is om te voorspellen welke patiënten met een tromboflebitis kans hebben op het ontwikkelen van DVT of longembolie, op langdurige klachten en op terugkerende aderontstekingen. Met behulp van grote nationale en internationale databases van huisartsgegevens worden voorspelmodellen ontwikkeld waarmee de huisarts het individuele risicoprofiel van een tromboflebitis patiënt kan bepalen. Met dit risicoprofiel kan de huisarts een afweging maken of het nodig is om te starten met behandeling of dat het beter is om af te wachten tot de tromboflebitis vanzelf over gaat.
Joline de Sevaux
De OPTIMA studie: helpen pijnstillende oordruppels bij kinderen met otitis media acuta?
Middenoorontsteking (otitis media acuta; OMA) is een veelvoorkomende aandoening op de kinderleeftijd en is een belangrijke reden voor een bezoek aan de huisarts en het voorschrijven van antibiotica. Ongemak en oorpijn, het meest prominente symptoom van OMA, hebben een aanzienlijke impact op het gezin door de doorwaakte nachten en het school- en werkverzuim. De gebruikelijke pijnstillers – zoals paracetamol en ibuprofen – en op indicatie antibiotica helpen vaak niet voldoende tegen de oorpijn. Eenmalige toediening van pijnstillende oordruppels lijkt bij oudere kinderen met OMA een snel maar kortdurendeffect te hebben op oorpijn vergeleken met een placebo. Pijnstillende oordruppels worden op dit moment echter niet aanbevolen in de NHG-standaard omdat het huidige bewijs onvoldoende wordt geacht. In de OPTIMA studie onderzoeken wij of het toevoegen vanpijnstillende oordruppels aan de huidige behandeling leidt tot minder oorpijn. Daarnaast bekijken we onder andere het effect op het aantal herhaalbezoeken bij de huisarts en antibioticagebruik.
Michelle Spek
Optimizing telephone triage of patients calling for acute shortness of breath in primary care (Opticall)
Mensen met klachten van acute kortademigheid tijdens diensturen bellen daarvoor naar een huisartsenpost. Zij krijgen dan een triagist aan de telefoon die m.b.v. een semi-automatische beslisondersteuner, de Nederlandse Triage Standaard (NTS), een inschatting maakt van de urgentie van de kortademigheid en de benodigde medische hulp. Kortademigheid en ernst ervan is echter telefonisch moeilijk te bepalen o.a. door divers mogelijk onderliggend lijden en uiteenlopend verwoorden door patiënten. Nu is voor kortademigheid niet onderzocht of de NTS-urgentiebepaling wel past bij de uiteindelijke diagnose van de patiënt. Verder laat voorgaand onderzoek naar telefonische triage zien dat NTS niet altijd ondersteunt maar soms juist hindert. In Opticall onderzoeken we daarom hoe de urgentiebepaling bij bellers met kortademigheid verloopt, of we de diagnostische accuratesse van NTS kunnen verbeteren, hoe triagisten en patiënten triagegesprekken en het gebruik van NTS beleven en waar zij opties voor verbetering zien. Resultaten worden gepubliceerd en in triage-onderwijs verwerkt.
Hannah Teeuw
Relatie tussen luchtweginfecties en hart- en vaatziekten
Hart- en vaatziekten zoals hartinfarct, beroerte, longembolie en boezemfibrilleren komen veel voor en hebben een grote impact op de kwaliteit van leven van de patiënt, op de werkdruk van de dokter en op de kosten van het zorgsysteem. De relatie tussen hart- en vaatziekten en factoren als roken, hoge bloeddruk en hartproblemen is bij veel mensen bekend. Sinds de Covid-pandemie is echter ook een ander verband naar voren gekomen: mensen met Covid lijken een grotere kans te hebben op verschillende hart- en vaatziekten. Dit geldt niet alleen voor hele zieke patiënten, maar ook voor mensen met milde klachten die door de huisarts gezien worden.
Deze onderzoeksresultaten roepen veel vragen op: Hoelang na de Covid infectie blijft dit extra risico bestaan? Geldt dit verband ook voor andere (luchtweg-)infecties? Hoe groot is het risico precies? Kunnen we van tevoren voorspellen welke mensen deze hart- en vaatziekten gaan krijgen? En is er iets wat dit zou kunnen voorkomen?
Maike van der Waal
Palliatieve zorg binnen de eerstelijn
In de laatste levensfase verschuift de focus van behandeling steeds meer naar het verlichten van symptomen. In overleg met de patiënt en hun naasten worden er wijzigingen aangebracht in het medicatie- en opnamebeleid. Hoe weten eerstelijnszorgverleners wanneer iemand deze fase ingaat? Soms is dat duidelijk bij terugkeer naar de eerstelijn, zoals vaak bij oncologische patiënten, maar bij chronisch zieken en kwetsbare ouderen is de start van de palliatieve fase vaak minder scherp gemarkeerd. Daarnaast is een goede interdisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijn essentieel om symptoomverlichting en ondersteuning tijdens de laatste levensfase te waarborgen.
Mijn onderzoek richt zich op het markeren van de palliatieve fase en het optimaliseren van zorgverlening in deze fase, rekening houdend met de verschillende disciplines binnen de eerstelijn. Hierbij betrek ik zowel patiënten en hun naasten, als zorgmedewerkers uit de huisartspraktijk, hospices, apotheek en thuiszorg. Door toepassing van kwalitatieve en implementatie gerichte onderzoeksmethoden, worden praktische en beleidsmatige inzichten verkregen voor verdere verbetering van de palliatieve zorg in de eerstelijn voor mensen met chronische en oncologische aandoeningen en kwetsbare ouderen.
Rianne van Diepen
The consultation room is not enough- A collaborative and participative research project to explore and redesign a lifelong learning ecology to support present and future GPs in developing an entrepreneurial mindset
Naast het leveren van goede zorg door huisartsen, vragen de veranderingen in de zorg om een collectieve visie op de toekomst en veranderingen binnen de zorg vanuit de huisartsgeneeskunde. Dit onderzoek heeft als doel om te achterhalen hoe huisartsen in elke levensfase (van medische student, huisarts in opleiding, beginnend huisarts tot aan het pensioen) een duurzame leeromgeving kunnen creëren die hen ondersteund bij het collectief ontwikkelen en aanjagen van verandering in de zorg. Met behulp van de resultaten kunnen huisartsen zich ontwikkelen tot ondernemende veranderaars van het gezondheidszorgsysteem.
Anne Nelissen
STRATIFY-HF: Clinical validation of an artificial intelligence-based decision support system for predicting risk, diagnosis, and progression of heart failure.
Hartfalen is een gecompliceerde ziekte met een lage kwaliteit van leven en hoge zorgkosten. De diagnose stellen is lastig bij de huisarts. Op dit moment blijkt dan ook dat twee derde van de patiënten die naar de cardioloog wordt verwezen met verdenking hartfalen dit niet heeft. Om dit te verbeteren werken we samen met een Europese onderzoeksgroep: STRATIFY-HF. Het doel van dit promotieonderzoek is om demografische en klinische factoren te identificeren die het risico, de diagnose en de voortgang van hartfalen kunnen voorspellen bij de huisarts. Vanuit de Europese onderzoeksgroep is het doel om obv kunstmatige intelligentie een beslisondersteuningssysteem te maken voor risicobeoordeling, diagnose en monitoring van hartfalen in de eerste en tweede lijn.